Het helperssyndroom.

Het helperssyndroom is wijdverspreid, het is misschien wel iets dat een groot deel van de wereldbevolking treft.  Een epidemische ‘aandoening’ die op het eerste gezicht bijzonder hardnekkig uit te roeien lijkt, maar die perfect te genezen is. 

Dit syndroom kan plots ontstaan tijdens onze kindertijd, bij enkelen misschien ook al van in de wieg, en het kan chronisch worden als er niet bewust gewerkt wordt aan genezing hiervan.   
Wanneer we opgroeien in een gezin waarbij één of meerdere familieleden voelbaar lijden, proberen we hen als kind te redden. We besluiten dat het aan ons is om te helpen, bijvoorbeeld omdat we niemand anders zien in onze omgeving die dat doet.  We beginnen vaak te denken dat als wij het niet doen, dat niemand het zal doen.  En dat als gevolg daarvan onze moeder, vader, of wie dan ook de helper in ons wakker heeft gemaakt, reddeloos verloren zou kunnen zijn. Of dat hij/zij op z’n minst niet uit het lijden verlost zal worden als wij geen reddende engel zijn.

Dat we daarvoor onszelf groter en sterker moeten voordoen dan we zijn hebben we niet in de gaten op dat moment.  Dat we daarna in vele gevallen mensen aantrekken in ons leven van wie we denken dat ook zijn gered moeten worden, bij wie we dit patroon kunnen verderzetten, daagt soms ook pas later.  Dat we zelfs, of misschien bij uitstek, in onze partnerrelaties en vriendschappen de ellende van een ander willen beëindigen, dat we het grote licht in iemands leven willen zijn, en dat wij ervan overtuigd zijn de oplossing te moeten bieden voor alle tot dan toe onopgeloste problemen, is al helemaal een feestje dat gedoemd is om fout af te lopen.

Waar het bijna altijd op neer lijkt te komen is dat we de gapende leegte proberen te vullen die in mensen zit.  We proberen hen te overtuigen van hun kwaliteiten, hun schoonheid, hun talenten.  We geven, geven en blijven maar geven; al onze liefde, aandacht, zorg, veiligheid, vertrouwen…
Als wij maar genoeg geven, genoeg ons best doen, genoeg investeren en het lang genoeg volhouden komt er een kantelpunt, dat is onze aanname.

Tot we beseffen dat het een illusie is, tot we er stikkapot van zijn, tot we moe gegeven en moedeloos geprobeerd zijn. Tot we inzien dat hun overtuiging er misschien één is van niet beter te verdienen dan ellende, of dat ze het niet waard zijn, dat ze onmogelijk uit bepaald situaties kunnen wegkomen, dat ze klein en onvermogend zijn.  En daar helpen honderdduizend lieve berichten, verwoede pogingen om iemand uit de put te helpen, en een stralend licht op de oplossingen die er zijn, niet bij. Zolang de onbewuste overtuigingen blijven bestaan in iemand dat ze vogels voor de kat zijn, dat ze reddeloos verloren zijn en vasthangen aan miserie tot het eind van hun dagen, kunnen wij met ons helperssyndroom niets voor hen doen.

Auw.  Dat doet pijn.  Want als ons doel in het leven, ons belang, gerelateerd is aan helpen en precies dat niet lijkt te kunnen gebeuren, dan komt er een flinke barst in de lak van ons ego. Want anderen gelukkig maken, anderen helpen en de indruk hebben dat wij het verschil maken in anderen hun levens, dat streelt ons ego, het blaast het op als een grote glanzende ballon.

Ja maar, protesteert het dan binnen in ons, dat heet toch mededogen en barmhartigheid, het is toch goed te willen en kunnen helpen?  
Het verlangen te helpen zorgt er zelfs voor dat we bepaalde beroepskeuzes maken om professioneel te mogen helpen; mensen in medische beroepen, mensen in de sociale en maatschappelijke sector, therapeuten, psychologen, docenten…

Natuurlijk is het waardevol, bijzonder en mooi als we er kunnen zijn voor elkaar.  Afhankelijk van wat de drijfveer is achter dat helpen.  Hebben we het gevoel gefaald te hebben in onze kindertijd toen we onze eerste reddingspogingen ondernomen hebben, en hebben we daardoor een lage eigenwaarde?  Is anderen helpen en focussen op hun noden en behoeften een handige manier om bij ons eigen gevoel weg te blijven?  Kennen we onze eigen noden en behoeften niet of verwaarlozen we die? Verwachten we dankbaarheid, waardering, eeuwig respect en een denkbeeldig standbeeld van diegenen die we helpen?  

We moeten onze hand in eigen boezem durven steken om dit te achterhalen.
Die grote glanzende ballon dreigt te knappen als we onder ogen zien wat er speelt, welke dynamiek er heerst tussen ons en anderen, van waar het precies komt en welke disbalans het altijd creëert als er -vaak ongevraagd- aldoor gegeven wordt.
Hoe pijnlijk het ook mag zijn wanneer datgene dat ons zin gaf, datgene waarvan we dachten dat het de roemenswaardige apsecten van onszelf waren, voort lijkt te komen uit een kwetsuur uit onze kindertijd, het is misschien wel de enige weg naar onszelf.

Lao Tzu zegt in de quote van vandaag, “Omdat hij opgehouden is met helpen, is hij de grootste hulp voor mensen.” Het is er een quote die we pas écht kunnen verstaan als we hebben begrepen dat we, om verlost te geraken van het helperssyndroom, onszelf heel moeten maken. Onszelf al onze liefde, aandacht, zorg, veiligheid, vertrouwen geven die wij ook zo nodig hebben. Om er nadien in alle liefde te kunnen zijn voor anderen, verlost van het verlangen of de dwang om hen te helpen. Gewoon zijn en vertrouwen hebben dat ook de ander de weg naar zichzelf kan vinden. Het is het eren en respecteren, het erkennen van iemands kwaliteiten in plaats van hem/haar onbedoeld te bevestigen in het onvermogen en de hulpeloosheid door hen te willen helpen.